Er zijn teveel zomers geweest, teveel winters, teveel lentes en teveel herfsten.
Mijn ingebouwde klok/radar/kompas/barometer en datgene in mijn wat naamloze indrukken ontvangt, en alles in mij laat resoneren, al die gevoelige apparatuur is te vaak opnieuw gekalibreerd, elke wisseling van elk jaargetijde opnieuw. Alle oude indrukken, herinneringen, gevoelens gekoppeld aan die herinneringen passeren de revue, en zo langzamerhand is het gewoon te veel.
Teveel indrukken, teveel herinneringen, teveel gevoelens, teveel dat meebeweegt. Te vaak wordt alles opnieuw opgeschud, losgemaakt. Ik houd nog amper staande in dit overvloedig indrukwekkend geweld.
Ik zie geen kans meer om het te transformeren, vorm te geven tot iets moois. Het slaat me plat. Geen gedicht, tekening of verhaal, alleen maar machteloosheid.
Dat is het dan.
Not with a bang, but with a whimper.
Ik schreef vorig jaar:
Soms is doorgaan de enige deuk
die je kunt slaan in het doffe verdriet.
Het leven is lastig en niet altijd leuk.
Dat het ook mooi is voel je soms niet.
En soms is de energie om door te gaan zó ver te zoeken.