Kerstverhaal 2

Peter was nu oudste kleuter. Na de zomer mocht hij naar groep drie. En dat was gaaf, want dan mocht hij het echte werk gaan doen. Maar het was nog lang geen zomer. Sterker nog, het was kerst. En weer was hij met de hele klas bezig aan werkjes die ze mee konden nemen naar huis. “Als heuse kerstversiering!” had de juf gezegd. En dat was precies het probleem. Peter vond de werkjes stom! En heuse kerstversiering was het al helemáál niet. Dat juf er uitgelaten over deed, zei niks. Dat was haar beroep. Maar Peter zag zo wel dat de armetierige dingen die ze knutselden totaal niet leken op die mooie spulletjes van de kerstmarkt. De ‘echte’ glitter die ze mochten gebruiken maakte het alleen nog maar erger, want die bleef niet goed zitten. Je zag de lijmvlekken onder de glitter uit komen.

“Hé Peter”,  Peter schrok, hij was zo verdiept in zijn gedachten dat hij niet door had, dat meneer Ben achter hem stond. Meneer Ben was er de tweede helft van de week. De leukste helft. Meneer Ben was nog maar net begonnen in de kleuterklas. Daarvoor had hij altijd groep 8 gedaan, had hij verteld. En hij moest nog alles van kleuters leren. Dat had Peter wel stoer gevonden, een meester die nog iets moest leren.

“Ik zie dat je niet verder gaat met je werkje.”
“Nee, het is stom! En het wordt toch niks!”

“Is het stom omdat het stom is, of omdat het niet lukt!”

“Omdat het niet lukt! Ik krijg die bobbels van het schaapje niet geknipt, en de staf van de herder breekt steeds bij het knippen! Het lukt me toch nooit. Zelfs de jonge kleuters kunnen beter knippen dan ik! En dan neem ik het mee naar huis en dan zegt mijn moeder dat het mooi is, en ik weet toch wel dat ze liegt, want dat zegt ze altijd. En dan zet ze het neer, en dan ziet iedereen het, want er komt allemaal visite.”

“Zou je beter willen leren knippen?”, vroeg meneer Ben.

Peter dacht na. Dat wilde hij wel, maar meer nog wilde hij iets mee naar huis nemen waar hij echt trots op kon zijn.

“Dat lukt toch nooit op tijd!”

“Ik heb een plan. Ben je benieuwd naar hoe ver je kunt komen? We hebben de rest van de week nog. Vrijdag gebeurt er niet veel meer, maar vandaag heb je nog en morgen ook.”

“En alle andere dingen dan?”

“Zitten daar dingen tussen die je echt heel graag wil doen?”

Daar had Peter snel een antwoord op. Hij was wel een beetje klaar met kleuteren. Er was niet iets dat hij zou missen.

“Oké, nou ga ik je iets vragen dat je misschien gek vindt. Zou je 20 schaapjes willen knippen?”

Peter rolde met zijn ogen.

Meneer Ben pakte het schaapje dat Peter net geknipt had.

“Kijk, zie je? Dit eerste stuk is best goed. En hier gaat het mis.” Meneer Ben wees op de plekken waar Peter met zijn schaar was doorgeschoten.
“Ik vind dat niet zo heel erg storend, moet ik eerlijk zeggen, maar jij wil het graag mooier. Is dat zo?”

Peter knikte.

“Als jij bij de eerste tien schaapjes nu een allemaal verschillende manieren uitprobeert om niet uit te schieten met je schaar. Ook hele gekke manieren. Ze mogen allemaal mislukken. Het gaat erom dat je die manier vindt. Als een soort uitvinder, zou dat lukken?”

Peter knikte. Meneer Ben zag dat hij al aan het nadenken was.

Even later was Peter druk bezig. Meneer Ben zag dat Peter bij zijn pogingen wolbobbels en poten doorknipte, maar toch doorging.

Toen de tien schapen klaar waren, haalde een trotse Peter meneer Ben er bij.

“Kijk! Ik knip er eerst omheen. En dan knip ik steeds een beetje dichterbij het schaapje. En bij de bobbels knip ik van twee kanten. Maar nu doet mijn hand zeer.”

Wow, jij hebt hard gewerkt, en veel ontdekt. Je hebt zelfs ontdekt dat je pauze moet nemen omdat je handen moe worden.

De volgende dag was Peter net zo lang met zijn schaapjes bezig tot hij er eentje had waar hij tevreden over was. Toen begon hij aan de staf. Niet dat die zou lukken, maar Peter was benieuwd of het beter zou gaan met de manier waarop die hij bij de schaapjes had ontdekt.

Meneer Ben had een hele grote Jozef gekopieerd.
“Dat is om te oefenen.”

Toen Peter meneer Ben kwam halen om te laten zien dat hij een Jozef mét staf had geknipt, zag hij dat meneer Ben met zijn schaapjes bezig was. 

Hij had ze op een mooie zwarte achtergrond geplakt. Peter zag dat hij ze precies op volgorde geplakt had. Eerst de mislukte schaapje, en op het eind het laatste gelukte schaapje.

“Als je nu eens dit mee naar huis nam in plaats van een kerststal. Dan kunnen ze thuis zien wat je op school geleerd hebt.”

Die kerst liet Peter trots zijn schaapjes en zijn Jozefs zien. De laatste Jozef was nog steeds niet zoals hij wilde, maar toch zichtbaar beter dan de eerste. En wat het mooiste was. Iedereen was écht verrast om al die stapjes te zien. Zijn moeder had zelfs tranen in haar ogen gehad, en helemaal niets gezegd. Ze had Peter alleen maar een hele dikke hele lange knuffel gegeven. En dat was duizend keer meer waard dan alle “Wat mooi!” uitroepen bij elkaar.

Kersteverhaal

Ash had besloten het aan zijn ouders te vertellen. Het was moeilijker dan hij had gedacht, zijn ouders waren erg begrijpend, en toch voelde het als een grote drempel. Hij zelf was hier al een hele tijd mee bezig, hij had er veel over gelezen, hij had zelfs met zijn nieuwe naam al een twitter account aangemaakt, hij had andere trans jongens gesproken en nog nooit had hij zich zo gezien gevoeld. 

Het was steeds duidelijker geweest Maar nu zijn ouders. Wat voor hem al heel gewoon was, was voor zijn ouders nieuw en vooral zijn moeder zou zich ongerust maken. Wat nu als ze door zou vragen? Wat nu als ze hem zou bedelven onder alle mitsen maren en andere angsten. Het erge was, hij snapte ze, hij had ze zelf ook gehad, maar voor hem waren ze een gepasseerd station, een station dat hij liever niet nog een keer aan wilde doen. 

Hoe kon hij uitleggen wat voor hem inmiddels zo duidelijk was? Hij was intern al bezig zijn keuze op allerlei manieren te verdedigen, maar dat was niet het gesprek wat hij wilde voeren. Hij had de steun van zijn ouders nodig, niet de zorgen. ZIjn vader zou het misschien beter begrijpen, hij had een goede band met zijn vader, maar dat zou ook juist een drempel kunnen zijn, zijn vader zou hem anders kunnen zien. Zoveel vragen, zoveel onzekerheden, en  hoe langer hij wachtte hoe groter het gat zou worden. 

Die avond liet hij zijn kleinere broer Inception zien. Op de TV in de woonkamer, want zijn vader wilde ook mee kijken.

“Dat is die actrice die de viool speelde in die serie?. . .  eh sorry . . . Ik moet acteur zeggen, die ook in Juno speelde, die heet nu toch Elliot?”

Zijn vader keek naar hem, toen hij dit zei.

“Oh, gos, weer één!” zei zijn moeder.

“Ik vind het juist cool!” riep zijn jonge broertje.

“Ik ook!” zei zijn vader terwijl die zijn blik op Ash gericht hield: “Ik vind het zo dapper om de keuze te maken jezelf te zijn.”

Bij het afruimen riep zijn vader.

“Em, help je mee om de vaatwasser in te ruimen?”

Toen ze daar mee bezig waren zei hij: “Als je iets wil vertellen, ben ik er voor je.”

Ash voelde tranen opkomen, alle opgekropte spanning kwam er in een keer uit. “Pap, ik ben trans, en ik ben zo bang”

Zijn vader nam hem in de armen, ze omhelsden elkaar stevig.

“Lieverd, ik vind je zo dapper.” zijn vader aaide hem over zijn haren. “Ik ben er voor je, je hoeft het niet alleen te doen.” Hij pakte Ash bij de schouders. Ze keken elkaar aan, bijna alsof er een hernieuwde kennismaking plaats vond, wat natuurlijk ook een beetje zo was.

“Weet je al een naam?”

“Ash” zei Ash verlegen, “die gebruik ik op twitter, maar ik weet nog niet of ik die houd.” 

Zijn vader deed de deur van de vaatwasser dicht, ruimde nog wat op en droogde het aanrecht. Met de vaatdoek nog in de hand draaide hij zich om. Ze keken elkaar aan. Zo stonden ze even en hij zei :

“Lieve Ash”

Ash voelde over zijn hele lijf kippenvel toen hij zijn naam hoorde uit de mond van zijn vader. 

“Je moeder zal zich zorgen maken, maar ik help haar wel in haar proces. Ze zal ook zien hoeveel gelukkiger je bent als Ash.”

En weer smolt er iets van die grote steen in de maag van Ash. Het zou moeilijk worden, maar nu voelde het alsof hij alles aan kon.

“En ik denk dat je broertje een grote broer heel gaaf vindt”

Ash moest lachen, ja hij was een grote broer. Hij omhelsde zijn vader weer en een tijd lang bleven ze zo staan, vader en zoon. Ash wist dat deze kerst de mooiste ooit zou worden.

De lange geschiedenis van De Tussenwerelden

 

Dertig jaar geleden maakte ik een verhaal voor mijn oudste twee. Maakte, ik schreef het niet op. Het verhaal had als hoofdrol mijn kinderen, en ik maakte het omdat ze zo verschillend waren in de manier waarop ze de wereld tegemoet traden.

Ik vertelde dat verhaal soms op vertelfestivals maar ik schreef het pas op toen in met “Onder de Radar” begon. Het verhaal staat in dat boek en heet “Het land waar alles bestaat.” Het verhaal van Boni en Takkie. Die in een land komen waar alles wat je kunt bedenken ook echt bestaat.

Al veel eerder, zo’n tien jaar geleden heb ik geprobeerd er een boek van te maken. Ik schreef een begin, en huurde Marcel van Driel in om me op weg te helpen. Die adviseerde me om het verhaal in deze wereld te laten gebeuren. Dat zou me heel veel gedoe schelen in het creëren van een hele wereld met een eigen logica. 

Ik schreef een eerste hoofdstuk, maar ik kwam niet verder. Twee jaar geleden, maart 2022 deed ik mee aan een schrijfmarathon, met andere schrijvers. We zouden elke dag ook elkaars verhalen lezen en reageren. Dat was een kans om eindelijk het verhaal als boek af te maken.

Het werkte als een tierelier, al weet niemand precies hoe een tierelier werkt, maar misschien is dat juist de machine. Ik maakte er een jong-adult fiction van, omdat er een liefdesverhaal in zat. Ik leerde van Marcel dat het daarmee automatisch in die categorie valt.

Omdat ik elke dag feedback kreeg op wat ik schreef, wist ik of mijn verhaal overkwam. Het deed precies wat ik hoopte. Het deed lezers de vragen stellen die ik wilde dat ze zouden vragen. Ze vonden het spannend, ook dat was heel erg fijn. Eind die maand was mijn boek af!

Na een maand uitrusten zou ik gaan herschrijven. En toen kreeg ik een herseninfarct. De volgende twee jaar had ik niet eens tijd om aan mijn boek te denken. Toen ik dat wel deed wist ik ongeveer wat me te doen stond in een herschrijf.

Ik wilde de nevenpersonages meer achtergrond geven en ook meer eigen verhaal. Ik wist hoe ik met die verhalen de actie ook meer ruimte en betekenis kon geven. Ik wilde het doel van de ik-persoon heldere hebben. Ik wilde de diversiteit die ik er in had gestopt subtieler maken.

Nou ja, nog een paar dingen. Maar ik had geen idee hoe, want ik lees nog steeds heel erg langzaam en kreeg daardoor geen overzicht. Laat staan dat ik zou kunnen schakelen tussen grote lijnen en details. Ik liet het gaan, want het verhaal verdiende iets wat ik niet kon bieden.

En toen gebeurde er van alles in mijn leven dat een boel relativeerde. Ik had geen behoefte meer om mezelf als schrijver te bewijzen. Ik had het zonde gevonden om mijn boek zo uit te geven. Nu wist ik dat het beter was om het zo uit te geven dan helemaal niet. 

Toen ik hier op twitter over schreef, bood iemand heel erg lief aan om de taalfouten eruit te halen.  Dat trok me over de streep. Ik liet het boek voor mezelf printen op A4-formaat. Verbeterde wat ik wél kon verbeteren, ging op zoek naar een Brinting On Demand uitgever, en tekende een cover. 

Volgende week krijg ik de bloeddruk. Als die goed is druk ik op publiceren. Na weer een aantal dagen is mijn boek dan te bestellen. Misschien koop ik een stapel om zelf te verkopen, dan verdien ik er ook iets aan (want via Pol of boekwinkel krijg i 1 euro per boek). Maar dat is niet waar het me om gaat, en ik zie een beetje op tegen het moeten versturen. 

Kerk

Zondag was er uitleg over de plannen voor een de Kerk.
Ik werd er blij van.
Ze zijn al drie jaar bezig een Huis van Ontmoetingen te worden, en zijn.
Nu komt er een verbouwing om ruimte maken voor meer activiteiten.
Niet per se voor gelovigen. Het wordt een soort buurthuis, maar dan wel op her gebied van zingeving.
We is al het Odense Huis voor mensen met Alzheimer.
Je zou kunnen zeggen dat het een plek is waar ruimte is voor buitenbeentjes.
Ik ga in oktober een groep leiden met het maken en vertellen van verhalen.
(Ik blijf dat ook in Arnhem van de grond zien te krijgen)

Het is een fijne gemeenschap waar ik me welkom voel.
Ik heb dat al heel lan gewild: het gevoel dat ik op social media heb maar dan in mijn woonplaats.

Ik heb al mijn sociale media losgelaten.
Ik blijf alleen hier op Facebook, want het contact met jullie is fijn.
(Dat was het op twitter ook, en op het alternatief “bleusky” ook, maar het is goed om een groot deel in het echte leven te gaan verankeren.

Na bijna 7 jaar hier wonen is het goed om hier ook echt wortel te gaan schieten.

(Foto: de nieuwe pergola, die gisteren geplaatst is op mijn koffie-drink-plekje. Waardoor mijn tekening verouderd is)

 

Liedje voor Teske toen ze klein was

Dit liedje voor Teske, schreef ik toen ze peuter was. Voor mijn boek “Onder de Radar” schreef ik een kortere versie.

Ik kon de tekst van het origineel nier meer vinden, maar omdat ik het op een melodue schreef, kon ik de hele tekst weer uit mijn hoofd terughalen.

In de link, het liedje waarvan ik de melodie gebruikte.

Dit is het:

Als Teske klimt en Teske valt
dan staat ze snel weer op.
Ze klimt opnieuw en valt opnieuw.
Ze heeft een harde kop.

Het is alsof de tijd
niet voor haar bestaat.
Gisteren is morgen
s ‘morgens vroeg is s ‘avonds laat.

Zij gelooft niet dat elke gevolg
meestal een oorzaak heeft.
Het is alsof ze de wereld
steeds opnieuw beleeft.

En als ik zeg: “Dat mag je niet!
Ik waarschuw voor het laatst!”
Ze doet het toch, en krijgt ze straf
dan is ze heel verbaasd.

Ze moet nog zoveel leren.
De wereld is nog nieuw voor haar.
Ze is zich niet bewust van het gevaar.

En daarom doet ze dingen
die ze anders niet zou doen.
Zij laat zich niet dwingen
niet door regels of fatsoen.

Verwachting en verwondering
staan op haar gezicht
ik gun het haar zo
dat ze voor elk wonder zwicht.

Ze stoot nog heus
heel vaak haar neus.
Dat nemen we voor lief.
Want bij alle lessen die ze krijgt
hoop ik dat zij zichzelf blijft:
zou enthousiast
en misschien wat impulsief.

 

 

Soms blokkeer ik bij grote klussen

Drie maanden stond mijn balkon vol met alles wat uit mijn slaapkamer kwam.

Een kompleet bed met matras, een afgebroken kast uit mijn keuken (die stond achter mijn bed omdat ik niet wist wat ik er mee aan moest), en een hele boekenkast.

Ik had al gezien dat ik vuilnis op kon laten halen, maar ik was bang voor dat project. Bang voor het regelen en bang voor het gesjouw.

Vrijdag heb ik online de afbraak gemaakt. Ik was we nu klaar voor, en bovendien helemaal klaar met een balkon waar ik niet op kon zitten.

Ik had kunnen bedenken dat die afspraak pas over drie weken kon. Maar ik was het zat. Ik heb gisteren en vandaag alles naar de fietskelder gesjouwd, behalve het matras, dat daar echt niet meer in past.

Het was zwaar. Heel zwaar. Ik heb lopen vloeken en schelden op die zooi, want god, wat was het veel.

En nu is mijn balkon een beetje begaanbaar. Als het matras straks weg is maakt ik het weer een fijne plek.

Ik zit op mijn balkon en ik huil. Van uitputting, en omdat ik het eindelijk gedaan heb. De ik die ontvangt, dankt de ik die dit deed.

Ik ben trots, dankbaar en heel erg moe.

Ik kwam vandaag mijn autisme tegen

Ik deed vandaag mee aan “Plandelen”, een gemeentelijke activiteit. Plandelen is PLastick oprapen terwijl je wandelt. Dit was het tweede jaar dat er een Plandeldag was.

Wat kwam ik mijn autisme en misschien ook mij ADHD tegen! Het begint er al mee dat ik veel te vroeg was. Als er staat “verzamelen vanaf 9 uur”, dan ben ik dus net iets voor negenen. Terwijl er een half uur was gerekend voor de inloop.

We verzamelden in de kerk en ik was er dus al voordat die open was. 

Omdat er nog helemaal niemand was leek het me goed om de man te helpen die de koffie en thee klaar zette. Maar daar begint bij mij de stress. Ik wil het goed doen, dus ik durf amper eigen initiatief te nemen. Pak ik wel de goede kopjes? Hoeveel moeten het er dan zijn? Mag ik zomaar kasten openen om te zoeken naar lepeltjes? Ik zie duizenden dingen die ik “fout” kan doen. Fout is voor mij alles dat ik net even anders doe dan degene die ik help. Als ik zijn ritme en orde verstoor, ben ik meer lastig dan dat ik help. Maar helemaal niks doen voelt ook niet goed.

En dan stroomt het opeens binnen met mensen die wel relaxt omgaan met een aanlooptijd. Het is druk. En ik voel hoe ik me geen raad voel in zo’n menigte. Ik heb het idee dat ik gezellig moet zijn, en hier en daar een praatje moet maken. Maar ik ben niet handig in korte, gezellige praatjes. Ik geef altijd veel te uitgebreid antwoord op vragen, en besef pas achteraf dat die bedoeld zijn om even contact te hebben en niet om uitgebreid over dingen te praten. 

Vandaag sta ik mezelf toe om niet gezellig te zijn. Om gewoon in stilte te genieten van dit samenzijn. Dan ben ik maar die wat stille ondoorgrondelijke andere vrouw. 

Vervolgens merk ik mijn onrust omdat ik niet weet hoe het straks gaat lopen. Er is een tas met opraap-stokken en er liggen rondjes die ik al goed bestudeerd heb en waarvan ik concludeerde dat die bedoeld zijn om een vuilniszak open vast te kunnen houden. Mag je die zo pakken? Is er genoeg voor iedereen? Zo niet, moet je dan samen met iemand. En hoe kies ik dan iemand, en hoe doen we dat dan? En hoe sociaal moet ik dan wel of niet zijn? Weer voel ik hoeveel onrust zoiets in me oproept en ik snap nu waarom ik dit soort dingen meestal mijd. 

Ik heb een stok, en kies mijn eigen route. Maar nu komt mijn perfectionisme naar boven. Ik kan alleen maar links of rechts een straat inlopen. Ik mis dus de helft. Loop ik diezelfde straat dan zometeen de andere kant op terug? En hoe doe ik dat ik kleine parkjes? Hoe zorg ik dat ik daar niks mis? Het kan niet zo zijn dat een werk, of deel van een wijk, straks nog zwerfvuil heeft nadat ik er geweest ben. Maar er zijn zoveel straten en open plekken! Hoe zorg ik dat ik die systematisch allemaal mee neem?

Weer heel veel onrust in mijn hoofd. 

Dit is hoe ik mij bijna altijd en overal voel, besefte ik vandaag. Duizendje kleine dingen die me onrust geven. Onrust die ik nooit eerder bewust kon voelen omdat ik het altijd meteen wegduwde. Pas nu ben ik me dat bewust. Ik ben de laatste jaren steeds meer bezig om alles te accepteren van wat er in mij is. Pad nu laat ik de onrust toe. Ik vond het vandaag niet erg om het te voelen. Maar het raakte me diep.

Ik besefte vandaag hoezeer de kleine Emma dit altijd en overal voelde. Hoe onzeker ze was. Hoe hard ze werkte om overal maar in te passen, en hoe ze altijd voelde dat ze daar vreselijk in baalde. Ik houd haar in mijn armen. Vandaag was een dag om alles te voelen en om mezelf te helen. Ik vermoed dat ik nog heel veel voelen en helen te gaan heb.

Reiziger

Ik sta op perron 4a.

Arnhem Centraal.

Het is de tweede zomerswarme dag.

Details zijn belangrijk.

Boven mij een brug over het spoor.

Arnhem heeft veel hoogteverschil.

De brug waar ik onder sta

is er niet zo één om van spoor naar spoor te gaan.

Er is een hele straat boven mij,

met huizen aan weerszijden van het station.

Details zijn belangrijk.

Het is een andere wereld daar, boven mij.

Ik zie een man en een vrouw.

Vlakbij, maar in die andere wereld.

Ze staan te praten.

De vrouw leund ontspannen

tegen de railing van de brug.

Aan de andere kant van het station

zie ik een flat.

Een man zit op zijn balkon

te genieten van het mooie weer.

Het is een andere wereld boven mij.

Deze mensen hoeven nergens heen.

Ik voel opeens intens verdriet in mij.

Ik snap ook meteen waarom.

Deze mensen zijn hier 

ontspannen op hun plek.

Dit is waar ze nu horen te zijn.

Ze horen bij die wereld boven mij.

En ik ben de reiziger

die zich nooit ergens thuis weet.

Dát is mijn verdriet.