Als ik wil achterhalen waar mijn stemmen vandaan komen, kan ik het best beginnen met de gemakkelijkste: de vergelijker. Daar heb ik wel een idee bij. Mensen vonden mij een vreemd kind, en dat kon ik merken. Zoals ik ben, is niet oké, moet ik gedacht hebben. Dus hoe dan wel. En daar begon het vergelijken, afkijken hoe het moet. Zeker willen zijn om niet weer een fout te maken. Kijken naar wat wél geaccepteerd wordt en daar van leren. Kijken waar je applaus mee kunt krijgen. Hard nodig, om de fouten die ik natuurlijk toch maakte, te repareren. En uiteindelijk helemaal niets meer van mijn pure ik laten zien, want daar zit niemand op te wachten. Het is een reflex geworden: zó moet ik zijn.
Ik luister er minder naar, maar ik voel de stem nog trekken. Bijvoorbeeld bij het boek dat ik nu lees. Zo zou ik willen schrijven.
En dan weet ik weer: nee schat, jij hebt je eigen stijl en die is goed genoeg. Maar die eerste reflex, die is zo vreselijk sterk.