Ik heb het nooit gevoeld, hoe het is om ten diepste blij te zijn met mezelf. Nu ik het voel weet ik pas wat ik gemist heb. Ik had geleerd om van mezelf te houden zoals ik ben. Ik kon als in een soort eigen maaksel cognitieve therapie tegen mezelf zeggen dat ik oké was. Ik heb veel compassie in me en die heb ik ook op mezelf kunnen toepassen. Ik had al heel lang een stem die tegen me zei dat ik er mocht zijn. Mijn interne fan, noemde ik dat. Die stem heeft me gered. Ik kon mezelf koesteren. Ik kon het relativeren als ik buien van zelfhaat had. Ik dacht dat dat het hoogst haalbare was. Ik dacht dat iedereen dat zo deed. Maar ik wist niet wat ik miste. Ik wist niet dat het bestond, ten diepste van jezelf houden. Zonder cognitieve hulp, zonder redeneren, zonder denken, alleen maar een gevoel diep van binnen. Een weten zonder verklaring, zonder uitleg, zoals ook mijn weten dat ik vrouw ben. Ik ben vrouw én ik ben fantastisch. Natuurlijk ben ik niet altijd even leuk, aardig of lief. Ik kan lomp zijn, verstrooid, ongezellig, onnadenkend, vals. Maar dat verandert niets aan mijn fantastisch zijn. Als ik iemand pijn doe kan ik mijn best doen om dat te herstellen, en er van te leren. Maar dat heeft niets te maken met mijn al dan niet fantastisch zijn. Ik repareer mijn fouten niet om mijn gezicht te redden, maar omdat ik niet wil dat mensen pijn hebben. Ik hoef niets te doen of te laten om fantastisch te zijn. Ik ben het.