Laat ik haar Francien noemen. Het meisje uit groep drie. Zij is degene die een beetje buiten de boot valt, geen aansluiting heeft en ze kwam na de zomer vaak gezellig bij me buurten. Ze kletste graag over alles wat er in haar hoofd op kwam en ze liet me haar dansjes zien. Het waren geen tik-tok achtige ingestudeerde dansjes, maar bewegingen die ze bedacht bij het lopen over het plein. Haar binnenwereld bloeide op een heerlijke manier open als ze bij mij in de buurt was. Een heerlijk bijzonder kind. Ik gaf haar tijd en aandacht, ik probeerde niet om haar te laten spelen met de andere kinderen. Ik had er vertrouwen in dat dat wel zou komen. En het kwam. Ze is steeds minder vaak bij mij. Ze heeft intussen andere kinderen gevonden met wie ze haar eigenheid mag delen.
Vrijdag kwam ze naar me toe. Kinderen drongen voor op de glijbaan, ze voelde zich aan de kant gezet. Een paar andere kinderen waren met haar meegekomen naar mij. Ik vroeg of ik moest bemiddelen. Ze zei: “Ik wil dat het stopt” Het was nu gestopt, er was ook niemand meer op de glijbaan. Ik vroeg: “Wil je het de andere kinderen vertellen, samen met mij, zodat ze de volgende keer meer rekening met je kunnen houden.” De kinderen die eromheen stonden liepen weg en kwamen terug met een paar anderen. “Zij waren er allemaal bij, we hebben ze even gehaald.” Ik was onder de indruk, en dat heb ik ze ook gezegd. Wat mooi dat ze gehaald werden, wat mooi dat ze ook meteen kwamen. Er volgde een uitleg die niet als excuus aanvoelde, want ze zagen nu ook dat Francien in de drukte misschien wel even onder de voet gelopen was. Ik vertelde hoe vervelend Francien het had gevonden en vroeg of ze volgende keer extra goed willen opletten. Ze knikten hevig ja. Ik vroeg Francien of het zo goed was. Dat was het. En ik zal zelf ook een tijdje opletten hoe het gaat. Ik heb er vertrouwen in. Francien is nu volwaardig lid van deze groep.