mezelf aan mijn eigen haren uit de put trekken

Ik kan dat.

Maar het kost zó veel kracht. Ik moet zo veel opbouwen om op dat punt te komen waarop ik dat kan. En de eerste stappen voelen altijd belachelijk.

Het voelt als de eerste keer dat ik het deed. Op een therapie/meditatie weekend. Ik voelde me dieper dan ooit. En uit het niets stond ik op, in een zaal vol mensen die allemaal net even pauze hadden van een meditatie sessie.

En ik zong, hardop een liedje.

Vals, want ik kan niet zingen. Ik voelde me onsterfelijk belachelijk. Ik liet een vrolijkheid zien die totaal niet bij me paste op dat moment.

Maar het hielp. Ik voelde lucht. En nog vóór het applaus van de anderen kwam had ik mezelf intern een applaus gegeven. Vanaf dat moment ging het beter met me.

Zo gaat het elke keer opnieuw als ik uit mijn depressie kuil stap. Ergens is een moment waarop ik tegen beter voelen in, beslis dat het nu gewoon over is. Dat ik weer mag genieten, ook al is het maar van iets kleins.

En elke keer voelt het geforceerd. Het voelt alsof ik het met grote tegenzin doe.

En elke keer voel ik naast trots ook een lichte wrok, dat ik het deze keer wéér alleen heb  moeten doen. Die wrok verdwijnt als ik me weer helemaal oké voel. Dan kan ik weer zien hoe logisch het is dat ik het ben die mezelf weer aan de haren uit de put moet trekken. En dat, áls ik dat doe, er ook direct hulp is, of een synchroniciteitsdingetje, alsof god/universum tegen me zegt. Als jij je hand uit steekt, ben ik er.

Maar de dagen vóór dat moment waarop ik die kracht (is het kracht?) voel, die zijn vreselijk. En het einde lijkt helemaal nooit in zicht.

Ik wil uitzoeken wat het is dat me uiteindelijk steeds die stap laat zetten. Ik wil de hand kunnen zijn die mezelf de hand reikt, als ik weer in zo’n bui zit.

Want ze komen terug, dat weet ik intussen zeker.