Vorig jaar had Martin voor het eerst iets paars gedragen op paarse vrijdag. Zijn beste vriend Semir had hem er mee geplaagd. Maar dat kon hij wel van Semir hebben, het was zijn beste vriend. Hij had gisteren nog gevraagd of hij weer voor aap ging lopen.
“Weet je, ik vind dat LGBT dinges allemaal prima, maar je moet toegeven: het is gewoon een lelijke kleur.
“Ik weet nog niet” had hij gezegd. Vorig jaar waren en bovenbouwers geweest die hem voor Homo hadden uitgescholden. Eén had hem zelfs een klap gegeven. Een leraar was tussenbeide gekomen, maar de sfeer was akelig geweest.
En nu. Na deze verkiezingen durfde hij niet meer. Hij voelde zich een lafaard, maar hij ging zonder paars naar school.
Hij pikte Samir op.
“Heb je dat lelijke ding weer aan?”, vroeg die.
Martin schudde zijn hoofd.
“Daar was ik al bang voor. Ik snap het wel.”
Ze fietsen zwijgend verder. Bij Samir thuis was er ook ongerustheid over de verkiezingsuitslag.
Maar toen ze op school hun jassen uitdeden, zag hij dat Samir een knalbaars T-shirt droeg. In de gang kwam hij meer klasgenoten tegen. Allemaal met iets baars, en allemaal gaven ze Samir een High-Five.
In de klas bleek hij de enige die niets baars had. Samir haalde iets uit zijn tas, zijn paarse shirt.
“Je zus heeft deze gisteravond nog gebracht.” zei Samir.
“Heb je dit allemaal bekokstoofd?” vroeg Martin.
“Hé, we laten geen vrienden in de steek.” zei Samir, en hij fluisterde er achteraan: “We hebben elkaar harder nodig dan ooit.”