Ik sta op perron 4a.
Arnhem Centraal.
Het is de tweede zomerswarme dag.
Details zijn belangrijk.
Boven mij een brug over het spoor.
Arnhem heeft veel hoogteverschil.
De brug waar ik onder sta
is er niet zo één om van spoor naar spoor te gaan.
Er is een hele straat boven mij,
met huizen aan weerszijden van het station.
Details zijn belangrijk.
Het is een andere wereld daar, boven mij.
Ik zie een man en een vrouw.
Vlakbij, maar in die andere wereld.
Ze staan te praten.
De vrouw leund ontspannen
tegen de railing van de brug.
Aan de andere kant van het station
zie ik een flat.
Een man zit op zijn balkon
te genieten van het mooie weer.
Het is een andere wereld boven mij.
Deze mensen hoeven nergens heen.
Ik voel opeens intens verdriet in mij.
Ik snap ook meteen waarom.
Deze mensen zijn hier
ontspannen op hun plek.
Dit is waar ze nu horen te zijn.
Ze horen bij die wereld boven mij.
En ik ben de reiziger
die zich nooit ergens thuis weet.
Dát is mijn verdriet.