Unmasken, heet het, leerde ik gisteren. Stoppen met het maskeren van je autistische trekken. Bij mij gebeurt het onbewust, zoals ook mijn maskeren onbewust gebeurde. Ik begin nu pas te begrijpen hoe mijn maskeren werkte.
Het grootste deel van wat bij mij maskeren was, kun je benoemen met “Niet zo moeilijk doen.” Maar dat deed ik amper bewust. Het was niet: “In heb er last van, maar ik mag niet moeilijk doen, dus ik houd mijn mond maar.” Of: “Ze zeggen dat ik het niet meer moet doen, dus ik doe mijn best om me in te houden.”
Nee, mijn brein bouwde nog een extra laag om het goed te verstoppen, voor mezelf, want als ik er niet bewust van was, kon ik het ook niet verraden. Mijn brein hield me dus druk bezig om last te hebben van andere dingen, die meer acceptabel waren. Voor de zekerheid gaf het me een flinke dosis perfectionisme. Dat was twee vliegen in één klap: het zorgde ervoor dat ik niet per ongeluk de fout in ging, en het hield me lekker bezig zodat ik niet de diepere laag achter die fouten zou ontdekken.
Op precies dezelfde manier heb ik voor mezelf mijn trans zijn verborgen. Overal rookgordijnen. Ik zag een cartoon, waarin een vrouw een oscar krijgt voor het maskeren van haar autisme. Maar zo was het bij mij niet. Het was geen rol die ik speelde, het was een trauma-reacties, die op diepe lagen in me doorwerkten.